Cover

Titelpagina

Facetten van het Boeddhisme

5.2.3. (4)

 

 

 

 

Samyutta Nikaya

sectie 4: Sadayatana vagga

 

Een selectie

 

 

 

 

 

samengesteld door Nico Moonen

 

 

 

 

Copyright

 

Copyright © 2021 / 2564

Het is toegestaan om elektronisch of in gedrukte vorm fragmenten van deze compilaties of de compilatie in zijn geheel over te nemen voor eigen gebruik, of ook met als doel die met anderen te delen, uitsluitend voor gratis verspreiding en zonder commercieel oogmerk.

 

Inleiding

Sectie 4, Salayatana-vagga is de sectie van het zesvoudige gebied. Deze groep bevat 10 samyuttas. (S.35-44). Ze handelen over de zes zintuigen.

 

Indeling

De Salāyatana-vagga is ingedeeld in 10 samyuttas:

35. Salāyatana-Samyutta

36. Vedanā-Samyutta

37. Matugāma-Samyutta

38. Jambukhādaka-Samyutta

39. Sāmandaka-Samyutta

40. Moggallāna Samyutta

41. Citta-Samyutta

42. Gāmani-Samyutta

43. Asankhata-Samyutta

44. Avyākata-Samyutta

 

S.35. (S.XXXV) Salāyatana-Samyutta

De zesvoudige basis der zintuigen en de juiste houding ten opzichte ervan. 207 suttas. (S.35.1-207)

 

S.35.28. De vuur-toespraak

S.35.60-62. Doorzien en meesterschap

S.35.64. Alleen vertoeven

S.35.84-85. Verwelken en Leeg

S.35.92. Tweeheid (1)

S.35.93. Tweeheid (2)

 

S.35.28. De vuur-toespraak

Van Uruvela ging de Verhevene samen met 1000 bhikkhus naar Gayāsīsa, nabij Gayā. Daar onderwees hij de monniken met de Vuur-toespraak.

 

“Monniken, alles staat in vuur en vlam, alles staat in brand. De betekenis hiervan nu is als volgt. Het oog staat in brand; vormen staan in brand. In brand staat het oog-bewustzijn; dit is het bewustzijn dat ontstaat in afhankelijkheid van oog en vorm. In brand staat oog-contact; dit is het samenvallen van oog, vorm en bewustzijn. In brand staat ook alwat ontstaat met oog-contact als noodzakelijke voorwaarde en wat als prettig of als pijnlijk of als neutraal gevoeld wordt.

En waarmee staat dit alles in vuur en vlam, waarmee gloeit het? Het gloeit met het vuur van begeerte, met het vuur van afkeer en met het vuur van illusie. Ik zeg dat het gloeit met geboorte, ouderdom en dood, met leed, geweeklaag, pijn, zorg en wanhoop.

 

Het oor staat in brand; geluiden staan in brand. In brand staat het oor-bewustzijn; dit is het bewustzijn dat ontstaat in afhankelijkheid van oor en geluid. In brand staat oor-contact; dit is het samenvallen van oor, geluid en bewustzijn. In brand staat ook alwat ontstaat met oor-contact als noodzakelijke voorwaarde en wat als prettig of als pijnlijk of als neutraal gevoeld wordt.

En waarmee staat dit alles in vuur en vlam, waarmee gloeit het? Het gloeit met het vuur van begeerte, met het vuur van afkeer en met het vuur van illusie. Ik zeg dat het gloeit met geboorte, ouderdom en dood, met leed, geweeklaag, pijn, zorg en wanhoop.

 

De neus staat in brand; geuren staan in brand. In brand staat het neus-bewustzijn; dit is het bewustzijn dat ontstaat in afhankelijkheid van neus en geuren. In brand staat neus-contact; dit is het samenvallen van neus, geuren en bewustzijn. In brand staat ook alwat ontstaat met neus-contact als noodzakelijke voorwaarde en wat als prettig of als pijnlijk of als neutraal gevoeld wordt.

En waarmee staat dit alles in vuur en vlam, waarmee gloeit het? Het gloeit met het vuur van begeerte, met het vuur van afkeer en met het vuur van illusie. Ik zeg dat het gloeit met geboorte, ouderdom en dood, met leed, geweeklaag, pijn, zorg en wanhoop.

 

De tong staat in brand; smaken staan in brand. In brand staat het tong-bewustzijn; dit is het bewustzijn dat ontstaat in afhankelijkheid van tong en smaken. In brand staat tong-contact; dit is het samenvallen van tong, smaken en bewustzijn. In brand staat ook alwat ontstaat met tong-contact als noodzakelijke voorwaarde en wat als prettig of als pijnlijk of als neutraal gevoeld wordt.

En waarmee staat dit alles in vuur en vlam, waarmee gloeit het? Het gloeit met het vuur van begeerte, met het vuur van afkeer en met het vuur van illusie. Ik zeg dat het gloeit met geboorte, ouderdom en dood, met leed, geweeklaag, pijn, zorg en wanhoop.

 

Het lichaam staat in brand; aanrakingen staan in brand. In brand staat het lichaam-bewustzijn; dit is het bewustzijn dat ontstaat in afhankelijkheid van lichaam en aanrakingen. In brand staat lichaam-contact; dit is het samenvallen van lichaam, aanraking en bewustzijn. In brand staat ook alwat ontstaat met lichaam-contact als noodzakelijke voorwaarde en wat als prettig of als pijnlijk of als neutraal gevoeld wordt.

En waarmee staat dit alles in vuur en vlam, waarmee gloeit het? Het gloeit met het vuur van begeerte, met het vuur van afkeer en met het vuur van illusie. Ik zeg dat het gloeit met geboorte, ouderdom en dood, met leed, geweeklaag, pijn, zorg en wanhoop.

 

De geest staat in brand; gedachten staan in brand. In brand staat het geest-bewustzijn; dit is het bewustzijn dat ontstaat in afhankelijkheid van geest en gedachten. In brand staat geest-contact; dit is het samenvallen van geest, gedachten en bewustzijn. In brand staat ook alwat ontstaat met geest-contact als noodzakelijke voorwaarde en wat als prettig of als pijnlijk of als neutraal gevoeld wordt.

En waarmee staat dit alles in vuur en vlam, waarmee gloeit het? Het gloeit met het vuur van begeerte, met het vuur van afkeer en met het vuur van illusie. Ik zeg dat het gloeit met geboorte, ouderdom en dood, met leed, geweeklaag, pijn, zorg en wanhoop.

 

Monniken, wanneer een edele volgeling die de waarheid heeft gehoord, aldus ziet, dan vindt hij vervreemding in het oog en dan vindt hij vervreemding in vormen. Hij vindt vervreemding in oog-bewustzijn; hij vindt vervreemding in oog-contact; en ook vindt hij vervreemding in alwat ontstaat met oog-contact als noodzakelijke voorwaarde en wat als prettig of als pijnlijk of als neutraal gevoeld wordt.

En evenzo vindt hij vervreemding in het oor, in geluiden, in oor-bewustzijn, in oor-contact en in het gevoel dat ontstaat met oor-contact als noodzakelijke voorwaarde.

Hij vindt vervreemding in de neus, in geuren, in neus-bewustzijn, in neus-contact en in het gevoel dat ontstaat met neus-contact als noodzakelijke voorwaarde.

Hij vindt vervreemding in de tong, in smaken, in tong-bewustzijn, in tong-contact en in het gevoel dat ontstaat met tong-contact als noodzakelijke voorwaarde.

Hij vindt vervreemding in het lichaam, in aanrakingen, in lichaam-bewustzijn, in lichaam-contact en in het gevoel dat ontstaat met lichaam-contact als noodzakelijke voorwaarde.

Hij vindt vervreemding in de geest, in gedachten en ideeën, in geest-bewustzijn, in geest-contact en in het gevoel dat ontstaat met geest-contact als noodzakelijke voorwaarde.

 

Kortom, wanneer een edele volgeling de waarheid ziet, dan vindt hij vervreemding in de zintuigen en in de erbij behorende objecten. Hij vindt vervreemding in zintuig-bewustzijn, het bewustzijn dat ontstaat in afhankelijkheid van zintuig en bijbehorende object. Hij vindt vervreemding in alwat ontstaat met zintuig-contact als noodzakelijke voorwaarde en wat als prettig of als pijnlijk of als neutraal gevoeld wordt.

Wanneer hij vervreemding vindt, sterft het vuur van de hartstocht geleidelijk af. Met het geleidelijk afsterven van hartstocht is hij bevrijd. Wanneer hij bevrijd is, is er de kennis, het weten dát hij bevrijd is. Hij begrijpt dat zijn taak is volbracht. ‘Geboorte is uitgedoofd; het heilige leven is geleefd. Er gaat niets meer boven dit uit.’ Zo beseft hij dan.”

 

Aldus sprak de Verhevene. De monniken waren blij en verheugden zich over zijn woorden. Gedurende deze toespraak werden de harten van al die monniken bevrijd van de smetten. Zij hechtten zich nergens meer aan. Allen waren heiligen geworden. De vuren van hun passies, van begeerte, afkeer en illusie waren definitief uitgedoofd.

 

Hier is een duidelijke omschrijving van Nibbāna reeds in dit leven. De uiteindelijke bevrijding van alle lijden bestaat in onthechting, het loslaten, zich nergens aan hechten. Ze bestaat in het doven van het vuur van verlangen naar iets of het vuur van afkeer van iets. Door het opheffen van alle onwetendheid komt de waarheid in ons aan het licht. Daardoor zien wij dat er geen enkele reden is om ons ergens aan te hechten: alles is immers veranderlijk, vergankelijk, veroorzaakt, niet alleen ‘het andere’ maar ook wijzelf.

 

S.35.60-62. Doorzien en meesterschap

"Om elk hechten te doorzien, om meesterschap te krijgen over alle vastgrijpen, toon ik jullie de leer. Luistert en let goed op mijn toespraak:

Hoe nu leidt de leer naar doorzien van en meesterschap over alle vastgrijpen?

Door het oog en afhankelijk van de vormen, door het oor en afhankelijk van de geluiden, door de neus en afhankelijk van de geuren, door de tong en afhankelijk van de smaken, door het lichaam en afhankelijk van de tastbare objecten, door de geest en afhankelijk van de gedachten ontstaan zien-bewustzijn, hoor-bewustzijn, ruik-bewustzijn, smaak-bewustzijn, tast-bewustzijn, geest-bewustzijn. Het samenvallen van die drie is aanraking, contact. Afhankelijk van aanraking is gevoel. Zo ziende, monniken, vindt de ervaren edele discipel niets aan de innerlijke gebieden, niets aan de uiterlijke gebieden, niets aan het bewustzijn, niets aan het gevoel. Niets eraan vindende, wordt hij zonder prikkeling. Zonder prikkeling wordt hij bevrijd. En hij onderkent: 'Door de bevrijding is het vastgrijpen door mij doorzien en tot meesterschap gebracht'. Zo, monniken, leidt de leer naar het doorzien en naar meesterschap over elk vastgrijpen."

“Wat denken jullie, zijn de zes innerlijke en uiterlijke gebieden, de soorten van het bewustzijn, de zes aanrakingen, de achttien soorten van gevoel bestendig of onbestendig? "

“Onbestendig, Heer". - "Wat nu onbestendig is, is dat wee of goed?" - "Wee, o Heer."

"Wat nu onbestendig is, aan de wet van de verandering onderhevig, kan men dat zo beschouwen: 'Dat is van mij, dat ben ik, dat is mijn zelf?' ”

"Zeker niet, Heer."

"Zo ziende vindt de ervaren edele discipel er niets aan. Niets eraan vindende, wordt hij ontprikkeld. Door de ontprikkeling wordt hij bevrijd. Hij onderkent: 'In de bevrijde is de bevrijding.’ ‘Opgedroogd is de geboorte, voltooid is het heilige leven, het werk is verricht, niets hogers is er dan dit hier,' zo begrijpt hij dan. Dit is de leer tot meesterschap over alle vastgrijpen"


S.35.64. Alleen vertoeven

Eens werd gevraagd in hoeverre men alleen vertoeft, en in hoeverre men vertoeft met een tweede.

Het antwoord van de Boeddha luidde:

“Er zijn vormen die door het oog in het bewustzijn komen, geluiden die door het oor in het bewustzijn komen, geuren die door de neus in het bewustzijn komen, smaken die door de tong in het bewustzijn komen, tastbare objecten die door het lichaam in het bewustzijn komen, gedachten die door de geest in het bewustzijn komen: de verlangde, geliefde, verrukkelijke, aangename, overeenkomende met de begeerte, prikkelende. Wanneer men zich daarbij verheugt, ze verwelkomt, erop leunt, dan ontstaat voldoening bij hem die zich zo verheugt, ze zo verwelkomt, zo erop leunt. Als voldoening ontstaat, ontstaat lijden. En ook: waar voldoening is, is prikkeling. Als er prikkeling bij is, is men gebonden. Gebonden met de keten van voldoening vertoeft men met een tweede.

Iemand die zo vertoeft, zoekt nu in het bos afgelegen gebieden en zitplaatsen op, ver van lawaai vandaan, vrij van lawaai, door de mensen gemeden, waar mensen heel alleen kunnen zitten en die geschikt zijn voor afzondering. Ook daar vertoeft hij met een tweede. En waarom? Zijn tweede is de dorst, die niet overwonnen is. Daarom vertoeft hij met een tweede.

Er zijn vormen die door het oog in het bewustzijn komen, geluiden die door het oor in het bewustzijn komen, geuren die door de neus in het bewustzijn komen, smaken die door de tong in het bewustzijn komen, tastbare objecten die door het lichaam in het bewustzijn komen, gedachten die door de geest in het bewustzijn komen: de verlangde, geliefde, verrukkelijke, aangename, overeenkomend met de begeerte, prikkelende. Wanneer men zich daarbij niet verheugt, ze niet verwelkomt, niet erop leunt, dan wordt voldoening verwijderd bij hem die zich niet zo verheugt, ze niet verwelkomt, niet erop leunt. Als voldoening is verwijderd, wordt lijden verwijderd. En ook: als er geen voldoening is, dan is er geen prikkeling bij. Als er geen prikkeling bij is, is men niet gebonden. Bevrijd van de keten van voldoening vertoeft men alleen.

Of men nu vertoeft in het gezelschap van monniken en nonnen, mannelijke en vrouwelijke lekenvolgelingen, koningen of koninklijke ambtenaren, met pelgrims van een andere religie of met hun discipelen: wanneer men zo vertoeft, vertoeft men alleen. En wel omdat zijn tweede, de dorst, door hem is overwonnen. Daarom vertoeft men alleen."

Nadat hij deze leerrede had vernomen, ging de eerwaarde Migajala alleen leven en overdacht wat hij had geleerd. En na niet lange tijd werd hij een volmaakte heilige.


S.35.84-85 Verwelken en Leeg - Palokadhamma sutta en Suññataloka sutta

De eerwaarde Ananda ging naar de Verhevene, begroette hem eerbiedig en ging terzijde zitten. Terzijde zittend wendde hij zich aldus tot de Verhevene:


"Heer, 'wereld, wereld' zegt men. Maar in hoeverre zegt men 'wereld'?"

"Ananda, wat er aan dingen zijn die verwelken, die worden in de Orde van de edelen 'wereld' genoemd. Wat zijn dingen die verwelken, Ananda? De zes interne en externe gebieden, de zes soorten van het bewustzijn, de zes aanrakingen, de achttien gevoelens. Ananda, die dingen van verwelken worden in de Orde van de edelen 'wereld' genoemd".


"Heer, men zegt 'leeg is de wereld, leeg is de wereld'. Maar in hoeverre wordt er gezegd dat de wereld leeg is?"

"Ananda, wat er leeg is van ik en tot het ik behorende, daarvan wordt gezegd: 'Leeg is de wereld'. Maar wat is leeg van ik of van tot het ik behorende? De zes interne en externe gebieden, de zes soorten van het bewustzijn, de zes aanrakingen, de achttien gevoelens. Dat is leeg van ik en tot het ik behorend."


S.35.92. Tweeheid (1)

“Tweeheid zal ik jullie tonen,” zei de Boeddha. “Wat is tweeheid? - Het oog en de vormen, het oor en de geluiden, de neus en de geuren, de tong en de smaken, het lichaam en de tastbare objecten, het denken en de gedachten. Dat noemt men tweeheid. Een andere tweeheid is er niet.”


S.35.93. Tweeheid (2)

Op een tweeheid gebaseerd ontstaat bewustzijn. Op welke tweeheid?

Gebaseerd op het oog en de vormen ontstaat zien-bewustzijn. Het oog is onbestendig, veranderlijk, vergankelijk. De vormen zijn onbestendig, veranderlijk, vergankelijk. Deze tweeheid hier is wankelend, onstandvastig, onbestendig, veranderlijk, vergankelijk. Uit welke reden, uit welke voorwaarde nu steeds zien-bewustzijn ontstaat, een dergelijke reden, een dergelijke voorwaarde is onstandvastig, onbestendig, veranderlijk, vergankelijk. Het op iets veranderlijks gebaseerde, voorwaardelijk ontstane zien-bewustzijn - hoe kan dat bestendig zijn? Wat nu het samenkomen van die drie is, dat noemt men oog-contact. Het oog-contact is eveneens onbestendig, veranderlijk, vergankelijk. Uit welke reden, uit welke voorwaarde nu steeds oog-contact ontstaat, een dergelijke reden, een dergelijke voorwaarde is onbestendig, veranderlijk, vergankelijk. Het op iets veranderlijks gebaseerde, voorwaardelijk ontstane oog-bewustzijn - hoe kan dat bestendig zijn?

Door contact voelt men, door contact heeft men plannen, door contact neemt men waar. Deze dingen hier zijn wankelend, onstabiel, onbestendig veranderlijk, vergankelijk.

Op gelijke wijze is het met de andere zintuigen. Zo ontstaat, gebaseerd op een tweeheid, zien-bewustzijn, hoor-bewustzijn, ruik-bewustzijn, smaak-bewustzijn, tast-bewustzijn en geest-bewustzijn.”


S.36. (S.XXXVI) Vedanā-Samyutta

De drie soorten van gevoelens en de juiste houding ten opzichte ervan. 29 suttas. (S.36.1-29)


S.37. (S.XXXVII) Mātugāma-Samyutta

De bestemmingen en krachten van vrouwen overeenkomstig haar eigenschappen. 34 suttas. (S.37.1-34)


S.38. (S.XXXVIII) Jambukhādaka-Samyutta

Vragen van de rondtrekkende asceet, de roze-appel-eter, aan de eerwaarde Sāriputta. 16 suttas. (S.38.1-16)


S.39. (S.XXXIX) Sāmandaka-Samyutta

Vragen van de rondtrekkende asceet Sāmandaka aan de eerwaarde Sāriputta. 16 suttas. (S.39.1-16)

 

S.40. (S.XL) Moggallāna-Samyutta

De eerwaarde Maha-Moggallāna legt de meditatieve verdiepingen (jhānas) uit aan de monniken. 11 suttas. (S.40.1-11)

 

S.41 (S.XLI). Citta-Samyutta - Gezinshoofd Citto

Zintuigen en zinsobjecten zijn niet innerlijk slechts; alleen de onheilzame gedachten (verlangens) die ontstaan door contact ermee zijn slecht. 10 suttas. (S.41.1-10)

 

S.42. (S.XLII) Gāman-Samyutta

De definities van “toornig” en “vriendelijk”. 13 suttas. (S.42.1-13)

 

S.42.11. De wil - Bhadraka Sutta

 

Eens verbleef de Verhevene bij de Mallas in Uruvelakappa, zoals een stad van de Mallas wordt genoemd. Toen ging Bhadragaka, de bestuurder, daarheen waar de Verhevene verbleef, begroette hem vol eerbied en ging terzijde zitten. Terzijde zittend sprak nu Bhadragaka, de bestuurder aldus tot de Verhevene:

“Het zou goed zijn, Heer, als de Verhevene mij ontstaan en vergaan van het lijden zou tonen.”

"Als ik jou, bestuurder, met betrekking tot het verleden ontstaan en vergaan van het lijden zou uitleggen: 'Zo was het in het verleden', dan zou jij in twijfels en weifelen raken. Zou ik jou, bestuurder, met betrekking tot de toekomst ontstaan en vergaan van het lijden uitleggen: "Zo zal het in de toekomst zijn", dan zou jij in twijfels en weifelen raken. Maar bestuurder, zoals ik hier zit en jij daar zit, wil ik jou ontstaan en vergaan van het lijden uitleggen. Luister en let goed op mijn toespraak."

“Zeker, Heer,” stemde Bhadragaka, de bestuurder, de Verhevene toe. De Verhevene sprak aldus:

“Wat denk je, bestuurder, zijn er in Uruvelakappa mensen wier dood of gevangenneming, schade of schande jou verdriet, gejammer, smart, hartzeer en wanhoop zou bezorgen?”

“Heer, er zijn in Uruvelakappa mensen wier dood of gevangenneming, schade of schande mij verdriet, gejammer, smart, hartzeer en wanhoop zou bezorgen.'

"Maar zijn er, bestuurder, in Uruvelakappa mensen wier dood of gevangenneming, schade of schande jou geen verdriet, gejammer, smart, hartzeer en wanhoop zou bezorgen?"

"Heer, er zijn in Uruvelakappa mensen wier dood of gevangenneming, schade of schande mij geen verdriet, gejammer, smart, hartzeer en wanhoop zou bezorgen.'

"Wat is nu, bestuurder, de aanleiding, wat is de reden dat dood of gevangenneming, schade of schande van sommige mensen jou verdriet, gejammer, smart, hartzeer en wanhoop zou bezorgen, en wat is de aanleiding, wat is de reden dat dood of gevangenneming, schade of schande van andere mensen jou niet verdriet, gejammer, smart, hartzeer of wanhoop zou bezorgen?"

"Heer, tot de mensen wier dood of gevangenneming, schade of schande mij verdriet, gejammer, smart, hartzeer en wanhoop zou bezorgen, heb ik wilsprikkel. Heer, tot de mensen wier dood of gevangenname, schade of schande mij niet verdriet, gejammer, smart, hartzeer of wanhoop zou bezorgen, heb ik geen wilsprikkel."

"Jij zegt:' Tot dezen heb ik geen wilsprikkel.' Dan trek van deze geziene en bespeurde, tijdloos ingeziene en begrepen dingen de conclusie op verleden en toekomst: alles dat zich in het verleden aan lijden heeft ontwikkeld, dat alles was in de wil geworteld, kwam uit de wil. En alles dat in de toekomst aan lijden zich zal ontwikkelen, dat alles is geworteld in de wil, komt uit de wil. Want de wil is de wortel van het lijden."

"Verbazingwekkend, Heer, buitengewoon, Heer, hoe treffend heeft de Verhevene gezegd: 'Wat er ook aan lijden zich ontwikkelt, dat alles is geworteld in de wil, komt uit de wil, want de wil is de wortel van het lijden'.

Heer, ik heb een zoon met naam Ciravāsī. Hij woont ergens anders. Als ik opsta, stuur ik een boodschapper. 'Ga', zeg ik, 'informeer naar Ciravāsī mijn zoon'. Heer, tot deze man terugkeert, maak ik me zorgen: 'Hopelijk is Ciravāsī niet ziek."

“Wat denkt jij, bestuurder, zou door dood of gevangenname, door schade of schande van jouw jongen bij jou verdriet, gejammer, smart, hartzeer en wanhoop ontstaan?"

"Heer, als door dood of gevangenname, door schade of schande in het leven van mijn jongen een verandering zou optreden, hoe zou bij mij dan geen verdriet, gejammer, smart, hartzeer en wanhoop ontstaan?"

"Je moet het nu, bestuurder, beschouwen al naar gelang de omstandigheid: 'Alles dat zich aan lijden ontwikkelt, dat alles is geworteld in de wil, komt uit de wil, want de wil is de wortel van het lijden.'

"Wat denk jij, bestuurder, als jij Ciravāsī's moeder nooit had gezien of van haar had gehoord, zou jij dan een wil of prikkeling of voorliefde voor haar hebben?"

''Zeker niet, Heer."

"Maar bestuurder, toen jij haar had gezien en over haar had gehoord, had jij dan een wil of prikkeling of voorliefde voor haar?"

''Zeker, Heer."

"Wat denk jij, bestuurder, zouden door dood of gevangenname, door schade en schande van Ciravāsī's moeder bij jou verdriet, gejammer, smart, hartzeer en wanhoop ontstaan?"

"Heer, als door dood of gevangenname, door schade of schande bij Ciravāsī's moeder een verandering optrad, hoe zou bij mij dan geen verdriet, gejammer, smart, hartzeer en wanhoop ontstaan?"

"Bestuurder, daar moet jij het nu al naar gelang de omstandigheid beschouwen: 'Alles dat aan lijden zich ontwikkelt, dat alles is geworteld in de wil, komt uit de wil, want de wil is de wortel van al het lijden.'"

 

S.43. (S.XLIII) Asankhata-Samyutta

Het niet-samengestelde (nibbāna). 44 suttas. (S.43.1-44)

 

S.43.1-12. Het ongevormde

S.43.13 Het doel

S.43.14-44 Nibbana

 

S.43.1-12. Het ongevormde

"Monniken, ik zal jullie het ongevormde tonen en het pad naar het ongevormde. Het ongevormde is de opdroging van voorkeur, de opdroging van afkeer, de opdroging van onwetendheid.

Het pad naar het ongevormde is:

(S.43.1) De op het lichaam gerichte oplettendheid.

(S.43.2) Kalmte en helder inzicht.

(S.43.3) Concentratie met overwegen en nadenken, zonder overwegen alleen met nadenken, alleen met overwegen en zonder nadenken.

(S.43.4) Lege, ongerichte concentratie zonder voorstelling.

(S.43.5) De vier grondslagen van oplettendheid: men waakt bij het lichaam over het lichaam, onvermoeibaar, helder bewust, oplettend, na overwinning van wereldlijke begeerte en bekommernis, en evenzo waakt men bij de gevoelens over de gevoelens, bij het gemoed over het gemoed, bij de gedachten over de gedachten.

(S.43.6) De vier juiste inspanningen: men wekt de wil op om nog niet ontstane slechte onheilzame gedachten niet te laten ontstaan, om ontstane slechte onheilzame gedachten te overwinnen, om niet ontstane heilzame gedachten te laten ontstaan, om ontstane heilzame gedachten te vestigen, niet los te laten, ze verder te ontwikkelen, te ontsluiten, te ontplooien, te laten vervullen.

(S.43.7) De vier krachten: men ontplooit de concentratie van de wil, concentratie van energie, concentratie van het gemoed, en concentratie van onderzoek.

(S.43.8-9) De vijf vaardigheden en krachten: men ontplooit de vaardigheid en kracht van vertrouwen, van energie, van oplettendheid, van concentratie en van inzicht, welke vaardigheden naar vrede, naar Verlichting leiden.

(S.43.10) De zeven opwekkingen: men ontplooit de opwekking van oplettendheid, van het doorgronden van de leer, van energie, van vervoering, van het kalmeren, van de concentratie, van de gelijkmoedigheid welke naar Nibbana leiden.

(S.43.11) Het edele achtvoudige pad dat naar Nibbana leidt: men ontplooit juist inzicht, juist denken, juist spreken, juist handelen, juist levensonderhoud, juiste inspanning, juiste oplettendheid, juiste concentratie.

(S.43.12) Dat noemt men met pad dat naar het ongevormde leidt. Monniken, zo heb ik jullie het ongevormde getoond en het pad dat naar het ongevormde leidt. Monniken, zorg dat jullie inzicht krijgen, wees niet nonchalant opdat jullie er later geen spijt van krijgen."

 

S.43.13. Het doel

"Monniken, ik zal jullie het doel tonen en het pad naar het doel. Het doel is de opdroging van begeerte, haat en onwetendheid. En het pad naar het doel is: De op het lichaam gerichte oplettendheid. Kalmte en helder inzicht. De zesvoudige concentratie. De vier grondslagen van oplettendheid. De vier juiste inspanningen. De vier krachten. De vijf vaardigheden en krachten. De zeven opwekkingen. Het edele achtvoudige pad.


S.43.14-44. Nibbana

Het ongevormde wordt ook genoemd: het driftloze, de waarheid, het transcendente, het fijne, datgene wat heel moeilijk te zien is, datgene wat niet verwelkt, het blijvende, het onoplosbare, het onzichtbare, datgene wat niet afgezonderd is, het stille, het doodloze, het uitverkorene, het geluk, de vrede, de opdroging van de dorst, het verwonderlijke, het buitengewone, datgene wat zonder nood is, het noodloze ding, de wensloosheid, het onbenarde, het niet prikkelbare, het zuivere, de bevrijding, datgene wat zonder hechten is, het eiland, de geborgenheid, de bescherming, de toevlucht, de andere oever.


S.44. (S.XLIV) Avyākata-Samyutta

Bespiegelende (speculatieve) vragen gesteld aan de eerwaarden Khemā, Anuruddha, Sāriputta en Moggallāna. 11 suttas. (S.44.1-11)

 

 

 

 

Imprint

Publication Date: 04-13-2023

All Rights Reserved

Next Page
Page 1 /