Het Sutta-Nipāta of de ‘kleine collectie van leringen’ bestaat uit 1149 verzen met enkele prozastukken. Ze zijn geordend in vijf vaggas met in totaal 71 suttas. De suttas zijn zowel in proza als in versvorm. Het Sutta-Nipāta is een van de belangrijkste boeken in de Khuddaka Nikāya.
Sommige van deze suttas gaan terug tot de begindagen van het Boeddhisme. De meeste verzen stammen uit de oudste verkondiging van de leer. Het Sutta-Nipāta is een collectie van zeer vroege en van latere teksten.
In hoofdstuk 3, het Maha-vagga, wordt gesproken over het opgeven van de wereld; de inspanningen die nodig waren om de Verlichting te verkrijgen; eigenschappen van goed gesproken woorden. Beantwoord worden de vragen wie offergaven verdient, en aan wie offergaven gegeven moeten worden om verdiensten te verwerven. Wanneer is men een bhikkhu, wanneer is men gedwee, wanneer is men bedwongen, wanneer is men Verlicht? Wanneer is men een brahmaan, en wanneer een asceet; wanneer is men rein gewassen, wanneer een held, en wanneer is men wijs en bedreven in de heilige kennis? De 32 kenmerken van een groot man. De stekel, de onbestendigheid van het leven. De gevolgen van kwaadspreken en de diverse hellen. De levensregel van de wijze en de beschouwing van de tweeheid, een verkorte versie van oorzakelijk ontstaan.
Posts and Comments