Leegheid, leegte (suññata)
By: Nico MoonenLeegheid, leegte is het leeg zijn, het afwezig zijn van iets. In het Theravada verstaat men onder leegheid dat elk samengesteld object leeg is van een zelfstandig, onveroorzaakt, blijvend iets. En ook Nibbana is leeg en wel leeg van haat en kwaadwil, leeg van een ik, leeg van onwetendheid.
De Boeddha onderwees dat alles leeg is van eigenheid. Er is geen blijvende kern in al wat bestaat.
In Noord-India in de 6e en 7e eeuw voor Chr. en ook ten tijde van de Boeddha was men van mening dat er in de mens een zelf (atta), een ziel was in de vorm van een klein wezen. Het zou bij de dood uit het lichaam ontsnappen en dan een eigen eeuwig leven blijven leiden.Een ‘zelf’ of 'ziel' was volgens algemeen geloof iets dat blijvend was, onveranderlijk, niet beïnvloed door verdriet. - De leer van de Boeddha verwerpt zulke theorieën en verschilt zo van andere religies en levensovertuigingen.
De Boeddha vertoefde vaak in de bevrijding van leegheid. (suññata). Hiermee is bedoeld bevrijding door inzicht dat alles leeg is van een zelf.
Iemand beschouwt iets als leeg van datgene wat niet aanwezig is, maar wat het overige betreft, zo begrijpt hij datgene wat aanwezig is, op de volgende manier: 'Dit is tegenwoordig.'
De wereld is leeg in zoverre ze leeg is van een zelf (attā) en leeg van wat toebehoort aan een zelf. De zintuigen en zintuiglijk waarneembare objecten zijn leeg van een zelf en van wat toebehoort aan een zelf. En wat er voor prettige, frustrerende of neutrale gevoelens ontstaan met betrekking tot de zintuigen en tot de coördinerende geest, ook die zijn leeg van een zelf en van wat toebehoort aan een zelf.
Met leegheid wordt bedoeld de waarheid van anatta, niet-zelf. Dit is niet mijn zelf, en dat is niet mijn zelf. Dit behoort mij niet toe, en dat behoort mij niet toe. Dit ben ik niet, en dat ben ik niet. Nergens is hier een blijvende kern te vinden. En wat niet blijvend is, daarvan kan men niet zeggen dat “ik” dat ben.
Op twee mogelijkheden komt deze wereld meestal uit, op zijn en op niet-zijn. Maar wie de oorsprong van de wereld overeenkomstig de werkelijkheid met juist begrip beschouwt, voor hem of haar bestaat er niet zoiets dat in de wereld "niet-zijn" genoemd wordt. En wie de opheffing van de wereld overeenkomstig de werkelijkheid met juist begrip beschouwt, voor hem of haar bestaat er niet zoiets dat in de wereld 'zijn' genoemd wordt.
'Alles is', dat is het ene einde. ‘Alles is niet’, dat is het andere einde. De leer van de Boeddha blijft in het midden en vermijdt deze twee einden.